P. Jos Rymen

P. Jos Rymen

Mensen die het klooster ingaan, moeten wel van een andere tijd zijn. Sommigen zullen zeggen; van een andere planeet.
Kan je voor jezelf zeggen, hoe het begon, datgene wat je de stap deed zetten?

Als misdienaar werd ik door meer dan één pater, die kwam preken voor de Heilige Hartenbond, aangesproken om bij hen te komen studeren! Mijn ouders gaven hun vijf kinderen de kans om te studeren, al was dit met het enige kleine inkomen van een postbode van toen toch niet zo vanzelfsprekend. Maar het is hen toch gelukt. De oudste werd Scheutist, de tweede (dat ben ik) werd karmeliet (wou zeker niet hetzelfde doen als de oudste). De derde stichtte een kroostrijk gezin. De vierde (mijn enige zus) wou ‘zuster’ worden en is zo als missionaris werkzaam in Venezuela. En de jongste, die ook bij de Paters Karmelieten gestudeerd had, koos ervoor om de stamboom te verzekeren voor de toekomst.
Mijn kloosterroeping is dus wel ontsproten in vruchtbare grond! En dan hadden we ook nog heel wat ‘tante nonnekens’, die vurig baden en offerden!
Eerlijk gezegd, naar het klooster gaan was voor mij geen moeilijke stap; bijna vanzelfsprekend en er was ook geen alternatief om hogere studies te doen. Er zou dus nog heel wat moeten uitgezuiverd worden aan de motivatie.

Een zee van tijd is intussen door je heen gegaan, en de tijden zijn anders geworden. Hoe is het met jezelf gegaan, al die tijd. Hoe ben je intussen geworden ?
Heel de stroming van de voorbij 50 jaar heb ik meegemaakt. We werden wel goed ‘beschermd’ tegen de nieuwe invloeden. Maar echt tegenhouden gaat nu toch niet. Je ademt immers de lucht in, die je omgeeft.
Heel wat nieuwe invloeden die de kop opstaken, hadden invloed op mij en ik kon me er ook in meegeven. Al was het wel met voorzichtige pasjes. Een voorloper was ik zeker niet. Maar als er een goede voortrekker was, liep ik gemakkelijk mee in het nieuwe spoor dat zo getrokken werd. En zo is het eigenlijk nog altijd.
Vrienden heb ik nodig. Een gemeenschap waar we wel en wee met elkaar kunnen delen is voor mij heel belangrijk en ondersteunend.
De meeste levensvreugde vind ik in het mogen beluisteren van het levensverhaal van anderen. Dan komt er in mij een Bron vrij, die vaak belemmerd werd door verwondingen en kwetsuren die ik vroeger ongewild opliep en die toch wel sporen nalaat. Maar struikelstenen worden stapstenen. Zo hoort het toch.

Zou het klooster écht “van gisteren” zijn of “van een andere wereld”? Kan het nog, hier en nu, vandaag in deze tijd?
Het kloosterleven is volgens mij niet van gisteren. Als het authentiek beleefd wordt en bevrijd wordt van de vele aanslibsels die er nog aan vastkleven, dan zal het inderdaad ook verwijzen naar een andere wereld, want we hebben hier geen blijvende woonplaats.

Enig idee, wat onze kerk op vandaag het meest nodig heeft?
Hier kan ik niet gevat op antwoorden. Ik treed wel graag in dialoog om samen met anderen aan de vraag te werken en er iets aan te doen. Want de kerk, dat zijn wij toch zelf, en maken we dan ook zelf.