P. Paul Delmé

P. Paul Delmé

Mensen die het klooster ingaan, moeten wel van een andere tijd zijn. Sommigen zullen zeggen; van een andere planeet. Kan je voor jezelf zeggen hoe het begon, wat je de stap deed zetten?

Wat me de stap deed zetten waren de evangelies, die ik begon te lezen toen ik een jaar of zeventien was. Omstandigheden ook, zoals een verfilming door Jules Dassin (de papa van Joe) van een klassiek Grieks drama waarin een moeder haar kind vermoordt. Toen begreep ik opeens wat een verschrikkelijke verantwoordelijkheid elk mens heeft. Ik wou kiezen voor wat een leven drijft en zin geeft. Ik wou het absolute, een leven met God. Onmiddellijk na mijn afstuderen trad ik in in het dichtstbijzijnde mannenklooster: de norbertijnenabdij van Tongerlo. Maar omdat ik bang was dat ze me pastoor of zo zouden maken, verliet ik na korte tijd de abdij (en beging daarmee de eerste echte stommiteit van mijn leven). Twee jaar heb ik les gegeven. De kluizenaarsorde van de Kleine Broeders van Betlehem werd me aangeraden, maar het schrok me af om naar Italië of Frankrijk te verkassen. Toen ik las dat je als Vlaamse karmeliet kluizenaar kon worden in Roquebrune, in Zuid-Frankrijk, koos ik voor de Karmelorde. Mijn oversten wisten dat ik een leven zocht van gebed en werk in het verborgene en dat ik niet de ambitie had om priester te worden.

Een zee van tijd is intussen door je heen gegaan, en de tijden zijn anders geworden. Hoe is het met jezelf gegaan, al die tijd? Hoe ben je intussen geworden?

Ik probeer in de neergang van het kerkelijke en religieuze leven in dit deel van de wereld een uitdaging te zien in plaats van iets triestigs.

De laatste jaren ben ik meer en meer gevraagd om lessen en conferenties te geven. Dat vraagt inzet, maar het is verrijkend. Mensen begonnen me te vragen waarom ik geen priester zou worden. Uiteindelijk heb ik toegegeven, en sinds de priesterwijding is mijn leven rijker en zinvoller.

Zou het klooster écht “van gisteren” zijn of “van een andere wereld”? Kan het nog, hier en nu, vandaag in deze tijd?

Van gisteren is het niet, want het is al zestien eeuwen oud. Het religieuze leven is, in de vierde eeuw, ontstaan als een profetisch protest tegen (en alternatief voor) de mentaliteit van de samenleving. Voor zover ik het versta, is het religieuze leven altijd ‘van een andere wereld’ geweest en moet het dat ook blijven, want als het zich te veel aanpast aan de heersende mentaliteit, heft het zichzelf op.

Enig idee, wat onze kerk op vandaag het meest nodig heeft?

De nood aan eerlijke, integere mensen groter is wellicht groter dan de nood aan managers of mediafiguren.